Inflatie zonder indexering zorgt voor zuurstofgebrek in het Brussels middenveld.

VGC stelt dit jaar een indexering van 3% voor terwijl de inflatie zo’n 10,4 % bedraagt. Dat bedrag betekent 1 miljoen euro.  Vandaag zou er in totaal 2,7 miljoen euro extra beschikbaar zijn. De extra 5,5 miljoen euro NPAK-middelen voor VGC tegen 2024 komt maar gradueel beschikbaar. Maar met de 2,7 miljoen euro nu heeft VGC al plannen (investering in kinderopvang, scholen).

Wat zijn de feitelijke gevolgen van niet-indexering voor de organisaties? Lees de feedback van leden over de impact op investeringen, personeel en klanten.

Gevolgen voor investeringen.

Eigen middelen besteedt men met voorrang aan loonsverhoging van bestaand gesubsidieerd personeel. Dit resulteert in afbouw van activiteiten of er wordt niet geïnvesteerd in uitbreiding of nieuwe projecten (De Overmolen).

Zelfs bij indexering van subsidies groeit de kloof tussen kosten en subsidies, aangezien niet alles gesubsidieerd wordt en de indexering dus harder doorwerkt op de kosten. Bij niet-indexering van de subsidies krimpt de marge om te investeren dus sneller en schrapt of beperkt men investeringen mogelijks (Manus). Men draait ook meer omzet, om de marges te verhogen en zo de stijgende personeelskost op te vangen.

Door een extra kost van 90,000 euro begroot voor de loonindexeringen, zagen we af van de investering in de aankoop van een pand (hoofdzetel). De hiervoor aangelegde reserves gaan nu naar lonen. Dit heeft tot gevolg dat het pand waar we zitten niet voldoet aan de brandveiligheid, want de huidige eigenaar wil de investering niet meer doen aangezien het gebouw te koop staat. Als de aankoop niet doorgaat moeten we ofwel verhuizen, ofwel stijgt de huurprijs flink als een andere koper het pand koopt en de investering in brandveiligheid draagt. Die is begroot op 80.000 euro. (Maks).

We zijn voor investeringen niet afhankelijk van de subsidies van VGC of mandatering (Elmer). In welke mate men over ‘klaverbladfinanciering’ of financiering uit verschillende hoeken, beschikt, speelt een rol. Dat zorgt voor aanzienlijke verschillen tussen organisaties.

Wij doen geen enkele investering meer. Al het geld gaat naar de lonen. Want die worden natuurlijk wél geïndexeerd (De Welvaartkapoen).

We spreken veel meer reserves aan. Afschrijvingen voor vervangingsinvesteringen worden niet gedekt door reguliere middelen (FIX).

Geen investering meer mogelijk voor vervanging van verouderde en afgeschreven materialen (Beeldenstorm).

We hebben niet veel investeringen, afgezien van een beperkte hoeveelheid rollend materieel. Niet indexeren van subsidies, ceteris paribus, vermindert de middelen, hetgeen toekomstige investeringen zou kunnen beperken of teniet doen (Sociaal Vervoer Brussel).

Gevolgen voor personeel

We proberen het personeel zoveel mogelijk te ontzien en de tewerkstelling op peil te houden. Nieuwe aanwervingen of promoties worden bemoeilijkt, hetgeen druk zet op het welzijn van het team (De Overmolen).

De loonkost verhoogt exponentieel, de begroting van 2022 brengt ons ondertussen in het rood, we schorten middelen voor opleiding van medewerkers op. Op middellange termijn zorgt dit voor medewerkers die niet voldoende competent/geschoold zijn (LD3).

Aangezien de werkingsmiddelen krimpen door de hogere loonkost, zullen we moeten besparen op begeleiding en opleiding (Manus).

Eén voltijdse persoon wordt halftijds vervangen en er is een ontslag. Eén van onze doelgroepbegeleiders vertrok eind april en vervangen we halftijds (geco), de andere helft (kost zelf te dragen) niet. Zo krijgen onze grafici in opleiding maar een halftijdse coach. De vacature voor een halftijdse invullen is moeilijk. Idem voor onze educatieve medewerker op de afdeling Jeugd. We ontsloegen haar. Hierdoor is er een nijpend gebrek aan team-expertise en staat een aantal projecten kwalitatief onder druk. De jonge medewerkers in opleiding ervaren meer werkdruk en voelen zich niet gesteund in hun opdracht (Maks).

Personeelskosten zijn de grootste kostenpost (82%). Door niet-indexeren krijgen we jaar na jaar de begroting moeilijker rond. Dit jaar keurden we voor het eerst een negatieve begroting goed (Elmer).

Uiteraard werven wij geen extra personeel meer aan. Niemand krijgt nog loonsverhoging, zelfs al is dat verdiend. Wij geven geen extralegale voordelen, waardoor de Artikel 60-ers nu soms meer verdienen dan ons eigen personeel. Dat zorgt voor enorme spanning binnen bepaalde ploegen. Loonindexering is verplicht, waardoor er geen geld meer overblijft om te investeren. Ondertussen plaatsten we 3 mensen op economisch werkloosheid (De Welvaartkapoen).

Veel personeelssubsidies worden wel geïndexeerd. Dit zijn vooral de profielen in doelgroep. Hun omkaderingspersoneel wordt niet gefinancierd en komt onder druk. We ontvangen subsidies voor aanwerven van extra doelgroepprofielen maar niet de middelen om te omkaderen (FIX).

Vermindering omkaderingsopdrachten van voltijds naar deeltijds en één ontslag. Te zware belasting van overblijvend personeel. Meer administratie, dossierlast, door de zoektocht naar bijkomende subsidie (Beeldenstorm).

Een hogere loonsom, zet druk op de begroting. Aangezien wij een positieve cashflow hebben, voelen wij de stijging van de loonsom niet echt in termen van maandelijkse betalingen. Dit geldt niet voor iedereen. Op langere termijn stellen sommigen de indienstneming van personeel uit en verminderen anderen de loonkosten door bijvoorbeeld oudere of lang in dienst zijnde werknemers te ontslaan en te vervangen door jongere goedkopere werknemers. Dit is natuurlijk negatief … (Sociaal Vervoer Brussel).

Gevolgen voor klanten

De noden van kwetsbaren in Brussel zijn quasi oneindig en stijgend. Door de gedwongen beperking van onze activiteiten kan er evenwel slechts een steeds kleiner deel van die noden beantwoord worden, met een negatieve spiraal tot gevolg (De Overmolen).

Dienstverlening aan klanten wordt duurder. In het buurtrestaurant steeg het basistarief van 8 naar 10 euro (ook de reductietarieven werden verhoogd) sinds 1 april, tarieven van de klusdienst werden verhoogd en de vervoerskosten vanaf 1 juni (LD3).

Op korte termijn is het gevolg beperkt. Het merendeel van onze overeenkomsten wordt slechts jaarlijks geïndexeerd, zodat we achterlopen op de stijgende kosten. Voor nieuwe klanten en te hernieuwen contracten impliceert dit dat de prijzen zullen stijgen om de schade te beperken (Manus).

Door de impact op het personeel komt de kwaliteit van onze jeugdwerking onder druk te staan (activiteiten met jongeren op woensdagnamiddag, activiteiten binnen scholen) en moeten de interne en externe klanten van het grafisch bureau langer wachten op hun bestelling, omdat onze productiecapaciteit lijdt onder het ontbreken van een grafische coach (Maks).

De gevolgen zijn op korte termijn beperkt, op langere termijn echter vermindert de omkadering en de dienstverlening (Elmer).

Hoewel indruisend tegen onze principes, verhoogden wij noodgedwongen onze prijzen. M.a.w. we laten de (kans)armen betalen om zelf – als vzw – uit de armoede te geraken. We vrezen echter dat dit onvoldoende is, want door de prijsverhoging (hoe miniem die ook lijkt voor buitenstaanders), haken sommige klanten af en dalen de inkomsten opnieuw (De Welvaartkapoen).

Als door niet-indexering een onevenwicht in begroting ontstaat zullen we kijken naar waar besparing kan gebeuren. Onze klanten zijn allemaal gesubsidieerde organisaties. Onrechtstreeks is er impact op de overheid (FIX).

Het vragen van participatiebijdrage aan deelnemers brengt uitsluiting van kansarmen teweeg (Beeldenstorm).

Aanname is dat niet indexeren van subsidies aan klanten wordt doorberekend via prijsverhoging. Onze tarieven liggen vast, dit is specifiek voor de DAV’s (Dienst Aangepast Vervoer) die werken onder het compensatiedecreet. Er is momenteel overleg met het MOW-departement (mobiliteit en openbare werken) om te zien wat de mogelijkheden zijn (Sociaal Vervoer Brussel).

Andere gevolgen

Het kunst en vliegwerk om met niet-geïndexeerde middelen de boel draaiende te houden belemmert de verdere ontwikkeling van onze organisatie. Het hindert de samenwerking met andere organisaties omdat iedereen zich noodgedwongen focust op de eigen werking (De Overmolen).

Aanhoudende niet-indexering van middelen zal op termijn leiden tot inkrimpen van de ploeg. Bijvoorbeeld vervanging van een voltijdse kracht door 20% of vragen wie er vrijwillig minder wil werken. De kwaliteit van de dienstverlening zal hier ontegensprekelijk onder lijden (LD3).

Als uitgangspunt hanteren we dat we ook teruggeven aan de hogere overheid door in te schrijven op opdrachten voorzien voor sociale economie of die voorzien in een dienstverlening aan sociale huisvesting, … Mogelijk zal de hogere overheid dus minder dienstverlening krijgen aan een ‘goedkope’ prijs. Of zelfs geen als we kiezen voor een (noodzakelijke) lucratievere opdracht (Manus).

We kampen nu met extra liquiditeitsproblemen, waardoor onze financiering via kaskrediet zeer duur wordt. Als vzw moeten we sowieso een aantal projecten/subsidies permanent voorfinancieren, waardoor de indexering nu voor extra liquiditeitsproblemen zorgt. Omdat we binnen een subsidie maar beperkte overheadkosten kunnen toewijzen en afrekeningen voor personeelskosten meestal gebeuren op basis van de loonfiches van januari van dat jaar, gaan kosten die zijn bedoeld voor overhead naar loon, waardoor alle andere werkingsmiddelen permanent onder druk staan. (Maks).

Op (korte) termijn dreigen wij failliet te gaan en/of totaal niet meer volgens onze doelstellingen te kunnen werken. Wanneer niet-indexeren gecombineerd wordt met laattijdige uitbetaling van beloofde subsidies, zien wij ons verplicht om leningen aan te gaan om de lonen te betalen. De leningen, zowel bij banken als bij Brusoc, hebben een rentevoet van 2,5%, waardoor wij nog meer in de financiële problemen geraken. Armoede is inderdaad een vicieuze cirkel.

Het moreel welzijn van de sociaal-culturele werker wordt zwaar beproefd (Beeldenstorm).

Algemeen, zelfs indien subsidies worden geïndexeerd, is de indexsprong nadelig omdat het verschil tussen de uitgaven en de overeenkomstige subsidie ook wordt geïndexeerd, het verschil neemt meer en meer toe, ceteris paribus (het overige gelijkblijvend) meer uitgaven en een negatief effect op de winst.
Er is simplificatie wanneer men het bijvoorbeeld heeft over 6 opeenvolgende loonindexaties van 2%, wat op korte termijn 12% maakt. De realiteit is dat het 12,62% is omdat het samengestelde interest betreft (Sociaal Vervoer Brussel).

Algemene conclusie

3% Indexering van subsidies in 2022 is onvoldoende. Indexering moet eigenlijk structureel zijn, zoniet ondergraaft men zijn eigen beleid en maakt ook de overheid in toenemende mate de beleidsdoelstellingen niet meer waar.

De ongelijkheid tussen verschillende Brusselse organisaties die afhankelijk zijn van verschillende overheden groeit. We merken dat langs Franstalige kant de indexering soms beter geregeld is of dat de ene overheid wel en de andere niet indexeert. Loonstijgingen (VIA-akkoorden) moeten wel worden toegepast op alle personeel dat op de loonlijst staat.

Groter plaatje van de VGC-financiering en onderfinanciering van Brussel.

De Brusselnorm.

Die bepaalt het percentage 5% van het budget van Vlaanderen dat naar Brussel gaat. BRIO stelde dat dit door de demografische evolutie 5,75% zou moeten zijn. En spreekt men over 1/derde van de Brusselse bevolking en moet dit dan 33,3% i.p.v.30% zijn ? Verschillen in interpretatie lopen snel op in miljoenen euro. Als werkveld vragen wij dat Brussel eerlijker, beter wordt bedeeld. Die 5% wordt in sommige domeinen wel en in andere niet gehaald. Welzijn is een zorgenkindje. Men houdt geen rekening met de specifieke karakteristieken van de Brusselse bevolking. Waar de herverdeling via de sociale zekerheid rekening houdt met interpersoonlijke kenmerken, is dat door de complexe bevoegdheidsverdelingen tussen regionale, federale overheden en gemeenschappen van langsom minder fijn geregeld, met minder solidariteit en sociale rechtvaardigheid tot gevolg. In de hoofdstad zijn de noden voor werk, de tekorten op het vlak van welzijn, de woningnood, de migratie- en asielproblematiek en de onderwijsproblematiek nu eenmaal groter en complexer. Onderwijsprestaties hangen samen met inkomensongelijkheid en Corona heeft de sociale ongelijkheid in Brussel danig vergroot.

Inspraak Vlaanderen in Brussel

Een artikel van Tracé Brussel linkt het eerder mislopen van indexering voor VGC, het vastlopen van het Brusseldecreet en hieraan gekoppelde discussies over meer inspraak uit Vlaanderen. Er is het verschil tussen dotatie (zonder oormerking) en subsidie, waar voorwaarden en meer controle door Vlaanderen aan vasthangt. Het sociaal overleg was niet betrokken bij alle discussies over verdeling van de extra NPAK-middelen langs Vlaamse kant. VGC gedraagt zich in Brussel minder als een administratie, maar trekt meer middelen naar zich toe die naar nieuwe projecten gaan en niet noodzakelijk naar het bestaande Nederlandstalige werkveld. Die discussies hebben ook impact.

Stabiliseer in deze buitengewone economische situatie de sociale investeringen door gecombineerde beleidsinspanningen van de Brusselse en Vlaamse overheid.

Iedereen is gebaat is met bijvoorbeeld meer inschakeling, betere opleiding, meer uitstroom van laaggeschoolde Brusselse arbeidskrachten naar Vlaanderen. Ook bij Brussels minister Clerfayt, verantwoordelijk voor werk en beroepsopleiding dringen wij aan op indexering van onze subsidies voor sociale economie, waaronder die voor het mandaat inschakeling.

De zevende staatshervorming

De zesde kostte volgens voormalig Minister Gosuin in 2020 150 miljoen aan Brussel. De prognoses over de roerende voorheffing (verhuis naar ander regio’s) zijn verontrustend. De openbare schuld van Brussel zou uitkomen op 8,6 miljard euro eind 2022 en 10,48 miljard in 2024 (magazine Brupartners, april 2022, p21).