
De collega’s van HERWIN maakten een analyse. FeBIO sluit zich aan bij de opmerking ‘ Toegegeven, we zien de sociale economie liever geportretteerd als pioniers naar een inclusievere arbeidsmarkt dan als redmiddel om een sanctie in de uitkeringsverzekering te ontlopen’.
FeBIO is niet blind voor de context waarin de sociale economie wordt vermeld en de rol die men haar wil toebedelen. Lees het regeerakkoord.
Onze kanttekeningen voor Brussel:
Het arbeidsmarktbeleid uitgestippeld in het regeerakkoord
Sociale economie.
De groep met een (geïndiceerde) arbeidsbeperking zal een job aangeboden kunnen krijgen in de sociale economie (maatwerkbedrijven). Dit noodzaakt een groeipad in de sociale economie op regionaal niveau en wordt financieel gecompenseerd. De begrotingstabel voorziet 25 miljoen voor de sociale economie (te verdelen over de drie gewesten) vanaf 2026. Dit waarderen we, alsook de versterking. Welke zijn de criteria voor budgetverdeling? Het is zoeken naar financiële evenwichten. Zowel de omkadering (begeleiding doelgroep in sociale economie), economische investeringen in activiteiten (werven, opdrachten…), als de tewerkstellingssteun blijven hard nodig.
In Brussel is er één vacature voor elke 10 laaggeschoolden. Mensen toeleiden naar jobs die er niet zijn is een surrealistische opdracht. Men moet meer jobs creëren. De sociale economie geeft blijk van veerkracht. In Le Monde, L’emploi résiste dans les organisations de l’économie sociale et solidaire, Frédéric Brillet, van 31 januari 2025, lezen we dat terwijl de reguliere economie buiten adem is door daling van de consumptie en van investeringen, de sector van de sociale economie in buurland Frankrijk, nog altijd jobs blijft creëren. De groei, 1,4 %, en hoger dan in de reguliere sector wordt aangedreven door de stijgende omvang van sociale noden. Concertes publiceert weldra een analyse over de veerkracht van de sociale economie in Brussel en Wallonië. De creatie van duurzame werkgelegenheid in de Brusselse sociale economie is in elk geval één van de onontgonnen pistes.
Een job als cruciale dam tegen armoede. Ondertussen zijn er zo’n 13% werkende armen bij de klanten van de OCMW’s in Brussel. 61% Van de Brusselse werklozen zijn laaggeschoold. De economische uitsluiting van vele Brusselaars valt deels samen met culturele, etnische en religieuze maatschappelijke breuklijnen.
We hervormen de werkloosheidsuitkering tot een echte verzekering.
Er is degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen. De duur van de werkloosheidsuitkeringen wordt beperkt tot maximum 2 jaar. Dat laatste is het kroonjuweel. In Brussel zijn er meer oudere en veel meer langdurige werklozen die niet zonder opleiding klaar zijn om de arbeidsmarkt te betreden. In de hoofdstad zullen de gezinnen vooral armer worden door de maatregelen, zonder dat er een echt perspectief is op meer jobs. Men gaat straal voorbij aan wetenschappelijke studies en adviezen van arbeidsmarktspecialisten. De eerste policy brief van onderzoeksinstituut DULBEA (ULB) (hier beschikbaar) waarschuwt voor bepaalde schadelijke of ongewenste neveneffecten van de hervorming als deze niet goed omkaderd wordt en gepaard gaat met andere maatregelen. In grote lijnen onderscheiden ze de volgende punten:
- De hervorming zou een terugkeer naar werk kunnen aanmoedigen, maar tegelijk ook negatieve gevolgen kunnen hebben voor de kwaliteit van het werk − of het nu gaat om het loon, de aard van de arbeidsovereenkomst … − en dus voor de gezondheid van werknemers (wat bijgevolg ook een indirecte impact zou hebben op de financiën van de sociale zekerheid, aangezien er een verschuiving zou kunnen plaatsvinden naar andere onderdelen van de sociale zekerheid);
- Leeftijd is inderdaad een hinderpaal en een echte moeilijkheid voor werkzoekenden, en er moet rekening worden gehouden met de specifieke eigenschappen van de werklozen (kwalificatieniveau, activiteitensector, gezinstoestand …);
- De risico’s van de logica van de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd en het effect op de terugkeer naar werk in geval van een economische recessie;
- Deze hervorming moet rekening houden met en aandacht hebben voor andere structurele maatregelen die een echte kwalitatieve integratie van werkzoekenden op de arbeidsmarkt mogelijk maken, zoals het faciliteren van mobiliteit en samenwerking tussen de gewesten.
OCMW’s
De impact van de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd op een extra instroom van leefloongerechtigden wordt voor de OCMW’s gecompenseerd via een verhoging van de financiering van het leefloon vanuit de federale overheid. Deze verhoogde financiering is afhankelijk van het afsluiten van een GPMI en van de resultaten inzake de uitstroom van leefloongerechtigden naar duurzame tewerkstelling. Doorstroommetingen moeten door wetenschappers gebeuren. Doorstroom is vooral ook een functie van de arbeidsmarkt (de vraag) waar de OCMW’s natuurlijk weinig greep op hebben. De ‘afstand tot de arbeidsmarkt’ van personen is daarom een relatief begrip. Meer GPMI’s afsluiten, meer opleiding en begeleiding zonder voldoende jobs, riskeert in de eerste plaats de selectie tussen kandidaten te versterken.
Integratie OCMW-gemeente. De noodlijdende OCMW’s liggen vooral ook in Brussel. Dus hier wordt het bikkelen voor de centen.
Meer flexibilisering.
Het verbod op nachtarbeid en werken op feestdagen, verplichte sluitingsdag wordt afgeschaft, openingsuren versoepeld en 180 uur fiscaal vriendelijk overwerken is mogelijk en studentenarbeid wordt opgetrokken naar 650 uur per jaar, ook flexijobben kan soepeler. Mensen in dat regime mogen meer verdienen en het wordt toegelaten in onderwijs en kinderopvang. Precies de jobs van laaggeschoolden kennen al een hoge flexibiliteit, en laten moeilijk toe om gezinsleven, vrije tijd en arbeid te combineren. Hooggeschoolden maximaliseren in regel de voordelen van flexibiliteit (zoals telewerk, meer autonomie en controle). Laaggeschoolden krijgen vooral de nadelen toebedeeld (wisselende uurroosters, onvrijwillig deeltijdse arbeid, hoge werkdruk, contracten van 24 uur etc,…).
Langer werkbaar werk. Annualisering van de arbeidstijd. Dit is voor de werknemers met kwetsbare profielen allesbehalve een geschenk. Zij zitten immers in een zwakke onderhandelingspositie tegenover de werkgevers. Ook de situatie rond kinderopvang is vandaag heel problematisch in Brussel. Modernisering van arbeidsrecht. Of het hier om voor- of achteruitgang gaat is een appreciatie waarover men van mening kan verschillen.
Verruiming van de studentenarbeid. Riskeert dit in deze studentenstad geen concurrentie, verdringing te geven voor jobs van laaggeschoolden door studenten, denk bijvoorbeeld aan de horeca?
Vergroten van het verschil tussen werken en niet werken. Sociale voordelen koppelen aan het inkomen en het statuut.
Sociale voordelen bekijken is een goede oefening! De werkloosheidsval is problematisch. Van inactiviteit naar betaald werk moet een objectieve opstap zijn. Koopkracht verbeteren is positief. Niet werken zou minder interessant moeten zijn dan werken in werkervaring of opleiding. Een volwaardige job in de reguliere sector, bij de overheid, of in de social profit zou opnieuw de objectieve positie moeten verbeteren. Dan moet je breder kijken dan alleen werk en loon. Ook kosten van kinderopvang, van huishoudelijke arbeid, mobiliteit, fiscaliteit spelen een rol etc. De inhoud en arbeidsvoorwaarden van jobs, intrinsieke/ expressieve motivatie zijn van belang. Er blijven daarnaast randvoorwaarden voor de activering bestaan.
Een werkloosheidsreglementering op maat van de verschillende regionale arbeidsmarkten.
We maken meer regionaal maatwerk in de werkloosheidsreglementering mogelijk met meer autonomie, responsabilisering en samenwerking met de deelstaten. Responsabilisering mag niet voorbijgaan aan het onevenredig groot aantal nieuwkomers dat Brussel continu opvangt, opleidt en begeleidt. Zo’n discussies kunnen niet losgekoppeld worden van financieringsvraagstukken rond activering. Er zijn verschillen in profielen en problematieken, uitdagingen. Brusselaars op arbeidsleeftijd met een succesvol integratietraject, betaald door het Gewest, verlaten Brussel. Er is migratie. Een gedeelde diagnose en objectieve indicatoren op basis van gecentraliseerde data uniform verzameld door de overheid zou welkom zijn.
De deelstaten kunnen de criteria voor een passende dienstbetrekking (zoals de maximale pendel-afstand en -tijd), de beschikbaarheid en vrijstelling van werkzoekenden (voor bv. opleiding of vrijwilligerswerk) en de strafmaat zelf bepalen en laten controleren door de regionale bemiddelingsdienst (Forem, VDAB, Actiris, Arbeitsambt). Zonder extra middelen is er weinig beleidsruimte.
Solidariteit met de hoofdstad is nodig.
Het is nodig de financiën van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te versterken (aanbeveling OESO-rapport Brussel). Na 2024 verminderen immers de solidariteitsstromen naar het Brussels Gewest. Brussel kwijnt weg onder de schulden. Het federale niveau heeft amper financiële beleidsruimte. Naar verwachting zal de fiscale hervorming terug ter sprake komen. Een federale conferentie over aanvullende financiering voor Brussel moet met een lange termijnoplossing komen. Het Brussels arbeidsmarktbeleid en beroepsopleiding, de kosten voor de OCMW’s/gemeenten zijn belangrijke financieringsvraagstukken. Brussel is ook geen volwaardig gewest. Rond mobiliteit en werkgelegenheid moet men samenwerken tussen de Gewesten. Vanuit de sociale economie en het werkweld willen we in Brussel graag uitgenodigd worden aan de coalitietafel als het over arbeidsmarktmateries en sociale economie gaat.