Doorstroom

Doorstroom met springplankeffect

We vernamen dat er plannen zijn opdat het Brussels Observatorium in 2022 zelf de Brusselse doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt en opleiding zou opvolgen. Een goede zaak want cijfers voor Brussel zijn bijzonder schaars. In Focus Springplank van Oktober 2017 vonden we een indicatie. De vraag stelt zich dikwijls, of de activerings- en andere maatregelen die de OCMW’s opzetten, een duurzaam effect hebben. Gaan mensen die via het OCMW naar een ander statuut dan “rechthebbende op het leefloon” geholpen worden, er duurzaam op vooruit of zijn alle inspanningen grotendeels een maat voor niets omdat de meerderheid van deze personen zich na verloop van tijd toch gewoon terug aanmelden bij het OCMW? Om een antwoord te kunnen bieden, heeft de studiedienst van de POD MI, op basis van gegevens van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, in totaal 142.024 rechthebbenden op het leefloon gevolgd. Het gaat om personen die recht hadden op het leefloon in het 2de trimester van 2009 tot en met het 1ste trimester van 2010, rechthebbenden dus gedurende een periode van 1 jaar. Deze personen werden gevolgd gedurende een periode van 4 jaar die volgde op de aanvangsperiode.  Brussel scoort met 44% uitstroom naar werk goed! De conclusie is redelijk positief. De uitstroom uit het leefloon is in vele gevallen duurzaam. Er is, voor de overgrote meerderheid van de personen die uitstromen uit het leefloon, sprake van een springplankeffect, waarbij men vooruit gaat naar een nieuw statuut in plaats van zich na verloop van tijd terug aan te melden bij het OCMW. De beste garantie om de draaideur te vermijden blijkt – niet verbazend – werk, en dan zeker een duurzame arbeidsrelatie. De terugkeer naar het leefloon bij een duurzame arbeidsrelatie blijkt niet hoger te zijn dan 0,2%. Link naar de volledige studie.

Doorstroom meten is niet eenvoudig en de resultaten zijn altijd afhankelijk van hoe men precies meet. Spreekt men van doorstroom naar werk (telt ook interne doorstroom mee) of naar opleiding? Hoe is werk en opleiding dan precies in de studie gedefinieerd? Meet men op één moment of op verschillende momenten in de tijd (is er longitudinale opvolging na de uitstroom). Doorstroom is afhankelijk van het niveau van de instroom (sterkere profielen maken meer kans) en is slechts één indicator naast andere. Ook kwalitatieve  indicatoren  zijn belangrijk (toegenomen zelfvertrouwen, welzijn…) net zoals verworven competenties, taalverwerving. De populaties zijn per organisatie vrij klein, de globale resultaten voor een sector worden best op een wetenschappelijk verantwoorde manier in kaart gebracht aan de hand van Kruispuntbankdata. De situatie op de arbeidsmarkt is relevant. Zo is er bijvoorbeeld de vraag naar laaggeschoolde profielen in een bepaalde sector. Naast doorstroom dient men dus naar meer indicatoren te kijken!