De voorbije dagen kregen verschillende Brusselse sociale inschakelingsondernemingen onverwacht slecht nieuws: OCMW’s in onder meer Ukkel, Koekelberg en Sint-Gillis beperken door de federale hervorming van de werkloosheid de duur van Artikel 60-contracten tot één jaar. De gevolgen laten zich onmiddellijk voelen. Lopende trajecten worden stopgezet, werknemers die maandenlang geïnvesteerd hebben in hun opleiding vallen uit de lucht. Net voor de kerstperiode worden zij voor een voldongen feit geplaatst.
Contracten worden plots rekbaar in de verkeerde richting
De meeste Artikel 60-werknemers hebben contracten die duidelijk de minimale duur of voorwaarden vastleggen, vaak gekoppeld aan het openen van het recht op werkloosheid. Maar dat die afspraken plots een andere invulling krijgen, wringt. Het lijkt op een eenzijdige wijziging van een arbeidscontract, terwijl het principe van niet-retroactiviteit precies dient om dit soort situaties te vermijden. Niets verplichtte beleidsmakers om lopende contracten al te raken—toch gebeurt het.
Politieke commotie als het over ‘profiteurs’ gaat, oorverdovende stilte als het kwetsbaren treft
Toen een recente reportage een karikatuur maakte van werklozen — “’t zijn zotten die werken” — ontplofte het publieke debat. Maar wanneer kwetsbare werknemers die elke dag bewijzen dat ze willen werken, leren en doorgroeien, plots door een beleidsbeslissing achtergelaten worden, horen we amper iets. Geen verontwaardiging, geen televisiedebat, geen politieke storm.
Instabiliteit verhoogt, kansen verkleinen
Een Artikel 60-traject aangaan is voor veel werkzoekenden een zware keuze: administratie, verlies van bepaalde voordelen, reorganisatie van het gezin, lange verplaatsingen, en vooral: hoop. Waar haal je nog de motivatie om dat allemaal te doorstaan als de job maar één jaar duurt?
Wat dreigt, is het klassieke draaideureffect: OCMW – werk – terug werkloosheid, jaar na jaar. Sociale inschakelingsondernemingen vrezen voor de kwaliteit van hun vormingstrajecten. Veel Brusselse werknemers hebben simpelweg meer dan één jaar nodig om voldoende taalvaardigheid op te bouwen om duurzaam door te stromen. De hervorming schiet zo haar doel voorbij: sneller activeren wordt moeilijker, niet makkelijker.
Bevoegdheden schuiven als hete aardappelen heen en weer
Tijdens een recent webinar over de hervorming vroeg iemand wat er moest gebeuren met lopende contracten die langer duren dan één jaar. Het antwoord was symptomatisch: “Daar zijn wij niet voor verantwoordelijk, dat ligt bij de regio’s.” Ondertussen blijft ook van Actiris en de Brusselse regering onduidelijkheid komen over wat het “ultieme jobaanbod” precies inhoudt. Iedereen is verantwoordelijk, dus niemand is het.
Brussel zoekt politiek verzet
Ecolo-parlementsleden Farida Tahar en Zakia Kathabbi dienden op 19 november een resolutie in om de federale regering tot bijsturing te bewegen: uitstel van de nieuwe programmawet, voldoende financiering voor OCMW’s, en vooral: geen beperking in tijd voor het recht op leefloon. Het zijn noodzakelijke signalen, maar voorlopig zonder resultaat.
Kortere contracten, kortere kansen
Het inkorten van Artikel 60-trajecten is geen technische maatregel, maar een beleidskeuze met sociale gevolgen. Door vormingstrajecten te halveren, verkleint men de kans dat werknemers de stap naar de reguliere arbeidsmarkt écht kunnen zetten. Men vergroot de onzekerheid, de uitval en de frustratie — precies wat men zegt te willen vermijden.
Wie inzet op duurzame activering, moet net investeren in stabiliteit en tijd. Anders riskeren we een beleid dat zichzelf tegenspreekt: activering op papier, desactivatie in de praktijk.
Lees verder










