Evalueren met doorstroom

FeBIO pleit voor een heldere en correcte resultaatfocus in de sociale inschakelingseconomie. Een eenzijdige focus op doorstroom als maatstaf van de effectiviteit doet onze inspanningen te kort. Een meer genuanceerde kijk op de meerwaarde van de sector voor de stedelijke bevolking, de economie en de tewerkstelling dringt zich op.

“En? Hoeveel doorstroom haalden jullie dit jaar?” De coördinatoren van de inschakelingsprojecten kennen deze gespreksopener. Gezien het lage aanbod van laaggekwalificeerde jobs in Brussel en de meervoudige problematiek van de doelgroep werknemers, is doorstroom realiseren echter geen sinecure.

De financiering van vormingsprojecten en werkervaringsprojecten ent men meer op de aantoonbare effectiviteit ervan. Overheidsmiddelen dienen om mensen klaar te stomen voor een job. Doorstroomcijfers voor Brussel worden ondertussen professioneel gemeten. Vanaf volgende zomer maakt view.brussels, het studiebureau van Actiris ze bekend. Dat is positief. Maar het is niet de enige relevante parameter!

Kwaliteit van de instroom

De uitstroom is sterk gerelateerd aan de kwaliteit van de instroom: “Soms hebben de mensen onvoldoende technische capaciteiten of ontbreekt het aan talenkennis, wat belangrijk is om werk te vinden” stelt een FeBIO-lid. Wie aan de allermoeilijkste profielen een traject aanbiedt zal het moeilijk hebben om hoge doorstroom te scoren. De kans op doorstromen is kleiner terwijl het risico op vroegtijdig afhaken groter is. Mensen met grote moeilijkheden een zinvol traject aanbieden, kansen bieden staat centraal. Emancipatie en empowerment van de zwaksten op de arbeidsmarkt is onze missie. Als de overheid onze werkingen evalueert puur op basis van een doorstroomcijfer, riskeert ze dat we selectiever gaan werken aan de instroomkant.

“Het is een objectief feit dat we erg laagdrempelig zijn qua instroom en kansen bieden aan mensen die, even objectief, gewoon geen kans zouden krijgen op reguliere arbeidsmarkt. Resultaatfocus moet, maar gaat soms te veel uit van het gegeven van “dé doelgroep medewerker” waarrond je dan met geijkte standaarden kan werken voor een resultaat.”  (Baita).

Rentabiliteit

Rentabiliteit van de projecten is een actuele uitdaging. Deze vereiste riskeert de selectie van zwakkere profielen in de weg te staan. Een bezorgdheid betreft de kostprijs van de Artikel 60’ers die voor de inschakelingsorganisaties onzeker is en alsmaar steeg. Dit betreft de ‘tegenprestaties’ en/of maandelijkse financiële bijdragen.

Er zijn Artikel 60 voor de erkende en gemandateerde sociale inschakelingsondernemingen. Hiervoor ontvangen OCMW’s een verhoogde staatstoelage als werkgever (gratis, Circulaire van 24 januari 2020). Er is het contingent Artikel 60 met een opdracht van algemeen belang. Dat laat toe iemand te werk te stellen via het OCMW tegen een ‘democratische financiële interventie’. En er is een contingent met betaling van het verschil tussen de jaarlijkse loonkosten en het jaarlijkse subsidiebedrag dat verschuldigd is aan het centrum….

Vanaf 1 januari 2021 verhoogde het OCMW Stad Brussel de tarieven voor de ‘betalende’ Artikel 60. Een verhoging van 800 euro per maand naar 1100 euro. Dit kwam door een beslissing van de Brusselse overheid die de OCMW’s verplicht te verlonen aan een barema E. Dat is het laagste binnen de OCMW’s. De overheid voorziet zelf de middelen voor die loonsverhoging niet. Projecten, zeker zij die aan sociale dienstverlening doen, (thuishulp, sociale restaurants, sociaal vervoer…) kunnen die prijsverhogingen niet zomaar doorrekenen aan klanten. Hoge inflatie, verminderde omzet door de covidcrisis zijn harde realiteit.

Rentabiliteit, versus sociaal doel?

De energie en tijd die we investeren in het versterken van de mensen is moeilijk meetbaar. Maar het is wel ons wezenskenmerk.

“Doorstroomresultaten kunnen niet aantonen dat we veel mensen uit een depressie halen (en er zo ook minder overheidsuitgaven moeten gebeuren).” stelt Aksent VZW.

Sommigen krijgen kansen maar nemen ze niet. Anderen hebben meer tijd nodig. “Het is volgens ons een illusie om te denken dat wat we realiseren op het vlak van werkervaring in een meetbaar systeem gegoten kan worden, met een resultaatsverbintenis voor alle deelnemers. De deelnemers komen bij ons terecht omdat de klassieke aanpak niet gewerkt heeft. Onze aanpak organiseren we op maat van de deelnemer.”  Doorstroom is bovendien afhankelijk van factoren waar de organisaties geen greep op hebben. Maar hoe dan het “succes” van een sector in kaart brengen?

Alternatieven?

Verder kijken dan doorstroom.

Wil de overheid de resultaten objectiveren, kijkt ze best verder dan doorstroom. Ideaal is onderzoek naar de ontwikkeling van de doelgroep werknemers, met een nulmeting aan het begin en een hermeting aan het eind van het traject; met een gegevensdatabank over in- en uitstroom en een controlegroep. Bestaand onderzoek (vb. HIVA) toont aan dat onze sector wel degelijk een belangrijke bijdrage levert in het ontwikkelingstraject. Dergelijk onderzoek geeft valide resultaten maar is erg duur en weinig praktisch.

Een brede kijk hanteren

Neem kwalitatieve en andere variabelen mee. Bevraag arbeidstevredenheid en attitudes, zingeving. Er zijn opleidingsresultaten op vlak van taalverwerving, integratie, generieke vaardigheden, professioneel, door formeel maar ook informeel leren. Het ontsluiten van het onbenut economisch potentieel van zwakkere werknemers en de economische realisaties (producten en diensten…), de sociale impact van de sociale inschakelingseconomie zijn van belang.

Veel organisaties combineren bijvoorbeeld duurzaamheid, een meer circulaire economie met sociale tewerkstelling. Denk aan de Kringwinkels. Er is duurzame renovatie van woningen en scholen, stadslandbouw, fietsherstelling. Winwin combinaties waar Brussel in de toekomst sterker op kan inzetten.

Volg andere elementen op

Zoals de grootte van de organisatie en het aantal doelgroep werknemers (slagkracht), de ratio omkaderingspersoneel per doelgroep werknemer (onvoldoende omkadering verlaagt de efficiëntie), de kwaliteit van de producten en dienstverlening (verhoogt het verwerven van inzetbare competenties), het aantal gevolgde aanvullende opleidingen (verdiept competentieverwerving). Er zijn ook investeringen in materiaal en uitrusting (nodig voor actuele competenties), het wegwerken van een aantal concrete administratieve problemen en welzijnsgerelateerde zaken (vb. ongezonde huisvesting, schulden, depressie) op te volgen. Een brede kijk laat een beter inzicht in de realisaties toe. Er zijn randvoorwaarden voor succes. Hoe hoger de score, hoe hoger de kans dat er goed werk geleverd wordt. Niet alles laat zich in cijfers vatten. Meerdere indicatoren hanteren is mogelijk.

FeBIO vraagt de inspanningen van de werkervaringspartners in de toekomst valoriseren door rekening te houden met hun eigenheid, hun inspanningen en investeringen. Reduceer hen niet tot operatoren van louter doorstroom.