Arbeidsmarktbeleid en streven naar 80% activiteitsgraad. Alles staat of valt met de beschikbare jobs.

Er is een structureel tekort aan jobs voor laaggeschoolden. Dus moeten we laaggeschoolden niet verwijten dat ze geen werk vinden, maar jobs creëren, meent FeBIO. Afschaffing van de werkloosheidsuitkering in de tijd, zorgt gegarandeerd voor meer armoede.

Problematiek van vraag en aanbod

De arbeidsmarkt is ‘VUCA’. Dat staat voor volatile (vluchtig), uncertain (onzeker), complex en ambiguous (dubbelzinnig). Een kernprobleem bestaat langs de vraagzijde. In Brussel is de mismatch tussen vraag en aanbod enorm. Slechts 41 % van de laaggeschoolden is aan het werk. Een structurele oplossing is de creatie van bijkomende kwalitatieve voltijdse jobs. Dat brengt in werkarme gezinnen inkomenszekerheid en stabiliteit.

De jacht op zieken en werklozen is open. Voor knelpuntberoepen vindt men geen mensen. Er zijn de lage verloning en vaak lastige werkomstandigheden, de te hoge werkdruk, de toenemende eisen voor flexibiliteit die werk, die gezin en vrijetijd combineren voor de laaggeschoolden problematisch maakt.

Flexibiliteit.

Men vergeet dat werknemers in het primaire segment van de arbeidsmarkt met meer werkzekerheid en ontwikkelingsmogelijkheden, hiervan de voordelen opstrijken. Denk aan telewerk, vrije keuze van het arbeidsregime. Dee laaggeschoolde ploeteraars in het secundaire segment ondervinden alle nadelen. 

Een vaststelling uit VDAB ontcijfert, (Juli 2021, p.16) is dat werkgevers veeleisend zijn wanneer ze een vraag naar soft skills registreren. Ze vinken vaak veel van de verschillende soft skills aan. Dit geldt ook bij vacatures voor laaggeschoolde profielen en/of weinig ervaring. De vraag is echter of dergelijke hoge eisen ook altijd nodig zijn.

België heeft de laagste aanwervingsgraad van oudere werknemers in de OECD (The Future for Low-Educated Workers in Belgium | READ online (oecd-ilibrary.org) grafiek 4.5).  Door langer werken te verplichten en vervroegd pensioen te ontzeggen riskeert men bij laaggeschoolden nog meer armoede.

Het is niet aanvaardbaar dat bedrijven de opleidingskost buiten het bedrijf en bij het individu plaatsen. Vroeger werd men opgeleid op de werkvloer. Nu moeten we loopbaanzeker zijn. Zelf voor alles zorgen. Werkzekerheid is out. Te veel stress maakt ziek.  Bedrijven verzaken aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheden.

Kosten, baten en de sociale economie

Subsidies in de sociale economie vangen het rendementsverlies van de zwakkeren op de arbeidsmarkt tijdelijk of permanent op. Ze geven hen kansen op opleiding. Die ondersteuning kost geld aan de overheid en de Sociale Zekerheid. De financiering vraagt een brede solidariteit. De regio betaalt de steun. Federaal België bespaart op de werkloosheidsuitkeringen. Op langere termijn vloeit veel terug naar de federale staat en naar de regio’s. Via belastingen, bijdragen aan pensioenen, minderuitgaven aan criminaliteit, veiligheid, ziekte en leeflonen,…. Door de koopkracht van de gezinnen te ondersteunen vermijdt men recessies en leeft de economie op. Rijkere regio’s ondersteunen de armere. 

De kinderen van de laaggeschoolde Brusselaars kunnen de hooggeschoolde arbeidskrachten van morgen worden waar België nood aan heeft om onze welvaart op termijn veilig te stellen.

Daarvoor zijn investeringen in onderwijs en opleiding nodig. Het Nederlandstalig onderwijs in Brussel zet bovendien uitstekende resultaten neer. Als de Brusselse kinderen opgroeien in schrijnender armoede, rendeert het onderwijs veel minder. Over de samenhang (de relatie tussen onderwijsprestaties en familiale achtergrond, inkomensongelijkheid en SES (Sociaal Economische Status)) bestaan immers veel studies.

De zesde staatshervorming betekende voor Brussel meer homogene bevoegdheden op het vlak van arbeidsmarktbeleid. Maar ook grotere verantwoordelijkheden op het vlak van welzijn voor de OCMW ’s. Dit laatste soms zonder bijkomende middelen. Bijvoorbeeld wat betreft de asielproblematiek en de thuislozenzorg. De kenmerken van de populatie zijn van belang. Sommigen profielen hebben meer ondersteuning nodig. Brussel zag de kosten en de complexiteit toenemen. Er is dataversnippering tussen gewesten, lokale besturen, beleidsdomeinen onderwijs en zorg, de federale overheid. Arbeidsbemiddelaars schatten daardoor de noden moeilijker in. Ze weten niet welke profielen en competenties verscholen zitten in de arbeidsreserve. De staatshervormingen versterkten de evolutie. Het gaat om het beter in beeld brengen van jongeren in bijstandssystemen met strakkere instapvoorwaarden. Het verhelderen van de duurtijd van beroepsinschakelings-uitkeringen, zieken, werklozen,  Artikel 60, sociale economie…is nodig.

Brussel leidt laaggeschoolde arbeidskrachten op en leidt ze toe naar jobs in Vlaanderen. Dat lukt steeds beter. Onze organisaties zoeken partners in de reguliere sector die kwalitatieve doorstroom helpen realiseren. Zonder extra jobs draaien de steeds beter opgeleide laaggeschoolden in Brussel immers rondjes in het begeleidingscircuit.

Structureel probleem

Het is verkeerd als men uitkeringen afpakt, van mensen die willen werken maar geen waardig werkbaar werk vinden.

Doorstroom bewerkstelligen en de zwakkeren begeleiden. Wat betekent dat vandaag? Mensen na hun opleiding socio-professionele inschakeling voorbereiden op in bepaalde sectoren zeer lage verloning. Op werken onder de armoedegrens. Op moeilijke arbeidsomstandigheden. Op het accepteren van alle eisen van de flexibele arbeidsmarkt met veel flexijobs en verplicht deeltijdse arbeid….Zwartwerk blijft onder de radar. Velen overleven in precaire omstandigheden. Dat is zo in de Brusselse bouwsector. Covid verergerde de situatie. De signalen uit het werkveld zijn ronduit verontrustend.  

Jobcreatie

De overheid kan zelf meer duurzame kwalitatieve jobs voor laaggeschoolden creëren. Een statuut voor langdurige tewerkstelling realiseren binnen de sociale economie is mogelijk. Sociale ondernemingen zorgen nu al voor interne doorstroom.  Lage lonen subsidiëren boven de armoedegrens is perfect verdedigbaar.