Beter kansen voor vrouwen uit de arme sikkel en voor hoger geschoolden
BISA-onderzoekers stellen vast dat de maatregel de kans op beroepsinschakeling aanzienlijk verhoogt voor vrouwen die wonen in een wijk van de arme sikkel en/of met een niet-Europese nationaliteit. Laaggeschoolde groepen (oorspronkelijke doelgroep) zijn minder gebaat bij een IC-deelname dan hooggeschoolde groepen. De belangrijkste aanbeveling om de impact te vergroten is dat het om beroepsgerichte opleiding gaat.
Uit de analyse bleek dat het IC gemiddeld een negatieve impact heeft op de beroepsinschakeling van de begunstigden als de volledige groep wordt beschouwd. Deelnemers konden mogelijk een baan vinden in plaats van deelname aan een IC. Het ‘locking-in-effect’ heet dat, aangezien begunstigden ‘vastzitten’ en niet (of minder) ander werk zoeken. De beperkte impact op de beroepsinschakeling verklaart men doordat meer dan de helft van de IC’s plaatsvindt in vzw’s die waarschijnlijk minder financiële middelen hebben om de begunstigden na hun deelname in dienst te nemen. In de gemeenten en OCMW’s is de deelname aan het IC aanzienlijk doeltreffender. Gemeenten en OCMW’s aanmoedigen om kandidaten uit vzw’s aan te werven na een IC-traject (als de gezochte profielen overeenstemmen) ligt voor de hand, meent FeBIO.
Een andere mogelijke verklaring voor de beperkte impact is dat de deelname aan het IC de kans vergroot dat werkzoekenden na hun deelname recht op een werkloosheidsuitkering krijgen.
Er is een controlegroep. In de BISA-analyse worden de IC-begunstigden vergeleken met alle jongeren onder de 26 jaar die zich na hun studies als werkzoekende hebben ingeschreven tussen 2015 en 2017 (controlegroep). Dat het IC bestemd is voor een publiek dat ver van de arbeidsmarkt afstaat, blijkt uit het feit dat de begunstigden minder hoogopgeleid zijn dan alle jonge werkzoekenden die zich vóór de leeftijd van 26 jaar inschreven. De groepen jongeren met hoogstens een diploma lager middelbaar onderwijs (31,2 %) of hoogstens een diploma hoger middelbaar onderwijs (44,8 %) zijn veel sterker vertegenwoordigd onder de IC-begunstigden dan onder alle jongeren (respectievelijk 21,3 % en 36,6 %). Jonge universitairen zijn veel minder vertegenwoordigd onder de IC-begunstigden (4,9 % en 23,1 % onder alle jongeren). Het specifieke karakter van de doelgroep komt tot uiting in de leeftijd van de begunstigden: de categorieën jongeren die vóór hun 19e verjaardag als werkzoekende zijn ingeschreven en de jongeren tussen 19 en 21 jaar zijn oververtegenwoordigd (respectievelijk 16,4 % en 45,0 %) in vergelijking met de controlegroep (12,3 % en 37,4 %). Het IC is ook meer gericht op jongeren van niet-Europese nationaliteit (20,8 %) in vergelijking met de volledige groep (14,2 %) en minder op jongeren met een nationaliteit uit een van de andere EU-landen (9,9 % tegenover 16,5 %). Jongeren uit de wijken van de arme sikkel van het BHG zijn sterker vertegenwoordigd in de groep jongeren die aan het IC deelnemen dan in de groep als geheel en mogelijk kwetsbaarder in hun zoektocht naar werk.
Andere studies van Actiris lieten zien dat jongeren uit de arme sikkel minder vaak een diploma behalen en minder snel werk vinden (50%) dan jongeren uit andere wijken (60%) (HLN, 27/7/2020). Ze zijn kwetsbaarder voor discriminatie bij aanwerving en kennen een zwaardere sociale problematiek. Als men opgroeit in een gezin waar niemand werkt en met zeer laag gezinsinkomen, heeft dat impact, benadrukt FeBIO.
2 Op de 3 beroepsleerlingen secundair onderwijs kunnen niet voldoende lezen, begrijpend luisteren en rekenen waarbij thuistaal en socio-economische situatie doorwegen (De Standaard,1 april 2022). Effecten van kleine verschillen met de controlegroep (bijvoorbeeld voor het opleidingsniveau) capteert men in de evaluatie moeilijker. In het hoger onderwijs weet men dat specifieke profielen, uit bepaalde Brusselse secundaire scholen een negatief verband laten zien met de slaagkansen en de studiedoorlooptijd voor opleiding X of Y, enz. Helaas stroomt men uit in het Brussels secundair onderwijs (soms met een diploma) zonder dat men de basiskennis onder de knie heeft. Een werkgever met een economische activiteit van elektriciteitswerken, met als voorwaarde voor rekrutering basis secundair onderwijs, zal misschien niemand aanwerven die niet kan rekenen of meten… Die gaan zelf testen. Maar het zit wel in het emancipatorisch DNA van de vzw’s om zwakkere profielen te rekruteren, te begeleiden en in te schakelen op de werkvloer.
Doorstroom naar opleiding meten
Doorstroom naar opleiding wordt in deze evaluatie niet geregistreerd terwijl dit voor jonge mensen uiteraard een positief resultaat is. Soms starten jongeren een langer lopend professioneel kwalificerend traject terwijl ze nog in een werkervaringstraject zitten. Stage gebruikt men als een indicator van motivatie. Doorstroom naar opleiding, het heropnemen van studies secundair onderwijs, het volgen van een langere professionele opleiding die men tijdens een traject begon, reflecteert ook motivatie.
Meer professionele vorming
Door in het IC-contract een deel van de uren te reserveren voor externe opleidingen, bij actoren zoals bijvoorbeeld Bruxelles Formation, zouden de vzw’s kunnen worden ontlast en zou de ‘knowhow’ van de IC-begunstigden globaal kunnen worden verbeterd. Veel oorspronkelijk Nederlandstalige vzw’s organiseren al een combinatie van externe professionele vorming met ervaring op de werkvloer of zijn opleidingspartner van VDAB en Bruxelles Formation. Langs Nederlandstalige kant werkt men samen met VDAB rond bijvoorbeeld professionele bijscholingen. Men werkt daarbij op maat van de noden van de doelgroep. Een aantal jongeren kampt met andere problemen en zijn niet klaar voor formele opleiding (vereiste voorkennis ontbreekt of is onvoldoende, taalkennis ontbreekt…) of voor de arbeidsmarkt.
Effect van de selectiemechanismen en van de toeleiding van kandidaten
Er kan een preselectie-effect zijn. Actiris verdeelt de IC-posten. Er zijn zwakke en sterkere profielen. In welke mate de organisaties kandidaten testen of jongeren met bepaalde kenmerken bij de instroom weigeren is een onbeantwoorde vraag. De toeleiding van IC-kandidaten naar de vzw’s was altijd erg problematisch. De helft van de functies is niet ingevuld. Men durft daardoor vaak geen kandidaten te weigeren. Zij tellen mee in het kader van het mandaat inschakeling en men wordt voor de begeleiding gefinancierd. Soms zorgt dat niet voor een ideale matching tussen het project en de talenten of interesses van de kandidaat. Er is weinig aandacht voor de oriëntatie. Bij aanwerving op de arbeidsmarkt selecteren en testen werkgevers doorgaans de kandidaten.
Doorstroom naar werk, blinde vlekken van de statistiek en de opsplitsing volgens sectoren
Men meet de impact volgens de doorstroom naar betaalde arbeid. Helaas stellen de trajectbegeleiders vast dat vele jongeren na het IC in zwartwerk (horeca, bouw…) verzeilen of wel werken, maar korte flexibele arbeidscontracten aaneenrijgen en dus niet 6 maanden lang ononderbroken werken. Voor vele volwassen laaggeschoolden karakteriseert dit fenomeen hun ganse loopbaan. Het is kenmerkend voor de arbeidsvoorwaarden in segmenten van de Brusselse secundaire arbeidsmarkt voor laaggeschoolden.
Men weet met deze evaluatie nog niet welke professionele opleidingen in welke activiteiten en sectoren precies de impact verbeteren. Het uitstroomsucces verschilt ongetwijfeld per functieprofiel of naargelang de economische activiteitensector. Er zijn verschillen per organisatie, het resultaat hangt samen met de selectie bij de instroom. Een grotere steekproef is evenwel voor zo’n opsplitsing en analyse nodig.
De positievere resultaten voor vrouwen van niet-Europese nationaliteit, kunnen trajectbegeleiders zeker beamen voor de zorg (aanvullende thuishulp), administratie, of kinderbegeleider.
Deze interessante studies zouden een aanvullend kwalitatief luik kunnen gebruiken. Bijvoorbeeld een bevraging van de jongeren zelf en interviews met de trajectbegeleiders. Analyse BISA. Analyse planbureau.