Het Voorontwerp van Ordonnantie werd in eerste lezing goedgekeurd door de Regering op 5 juli 2017. Lees hier onze Opmerkingen. Het keurslijf van de ‘verbrede’ definitie voor de erkenning als sociale organisatie moet passen voor de inschakelingseconomie. Het concept PIOW (Plaatselijk Initiatief voor de Ontwikkeling van de Werkgelegenheid) in de ordonnantie van 18/3/2004 was specifiek voor hen geschreven. Nu hanteert men een veel bredere logica van de sociale ondernemingen en moet men een mandaat bemachtigen als inschakelingsonderneming. Alle instrumenten zijn toegankelijk, alleen zijn ze minder exclusief en nog niet duidelijk. Er worden indicatoren uitgewerkt die de sociale organisatie definiëren waaraan de organisaties moeten beantwoorden met drie dimensies.
- Aangaande de sociale dimensie : Het sociaal doel moet duidelijk omschreven zijn in de statuten, beperkte loonspanning van 1, het laagste t.o.v. 4, het hoogste salaris, geen of beperkte winstdeling van maximaal 6% voor coöperaties en VSO’s.
- Op het vlak van de beheersautonomie willen we de aanwezigheid van publieke instellingen gelimiteerd zien tot 50% in de beslissingsorganen zoals de RVB en AV. Voor de democratische besluitvorming, vraagt men transparantie aangaande de mandaten van de bestuurders.
- FeBIO vraagt soepele voorwaarden op het vlak van ontwikkeling van een economisch project en de definitie van de commerciële rentabiliteit. Het blijven onderscheiden van verschillende types van organisaties, met name VZW’s met inschakeling als hoofdactiviteit (kenmerken oude PIOW) van andere (oude IO) blijft noodzakelijk.
Veel detaildiscussies moeten nog gevoerd worden in de werkgroepen van het uitgebreid Sociaal Platform. Globaal genomen schaart FeBIO zich achter het Advies van het Sociaal Platform dat op 21 September 2017 in de ESRBHG besproken werd. FeBIO meent dat de prioriteit in Brussel bij de inschakelingseconomie moet blijven, gezien de hoge structurele werkloosheid. Hier vind je ook het Advies van de ESRBHG zelf.
FeBIO wil meer transparantie, één eerlijkere logica voor de verdeling van het budget en bezorgde hierover een nota aan de administratie.
Een aantal grote organisaties ging er in 2016 sterk op achteruit en krijgt maar 60/70% van het bedrag waarop ze recht hebben volgens de Ordonnantie uit 2004. Het is logisch dat een aantal grote organisaties hun aantal doelgroepmedewerkers verminderen wanneer ze hun PIOW-middelen voor omkadering zien inkrimpen.
Het basisprobleem blijft dat de Ordonnantiebedragen niet gerespecteerd worden (er is de begrenzing binnen de limieten van het beschikbare budget). Het niveau van het globaal budget ligt te laag en zou volgens de Ordonnantie uit 2004, voor 2016 bijvoorbeeld zo’n 13,4 miljoen euro bedragen. FeBIO vroeg minstens 12 miljoen euro in 2017 (het reële budget in 2017 was 9 571 000 euro). Het ontbreken van budgettaire voorzieningen voor een aparte enveloppe in jaar 1 voor de nieuwe projecten in het jaar +1 is een ander knelpunt.
Er moet voor de toekomst in overleg met de sector bijgevolg een nieuwe verdeelsleutel uitgewerkt worden waarbij een zekere contingentering naar maximum aantal doelgroepmedewerkers en wat betreft de aangroei van het aantal organisaties binnen een bepaalde periode zich opdringt. Een beperkt budget verdelen over steeds meer organisaties heeft immers nefaste gevolgen. Meer stabiliteit en zekerheid van de financiering van de organisaties is noodzakelijk.