Ordonnantie Sociaal Ondernemerschap
De Ordonnantie van 23 juli 2018 et het Besluit van 20 december 2018 zorgden voor overeenstemming met het Europees wettelijk kader sociale economie en zijn definities. Dat was vanuit juridisch oogpunt hoognodig en is uitermate positief. Europa beperkt echter wel de mogelijkheden om tewerkstelling te financieren. De Brusselse tewerkstellingssteun kleurt dus ook binnen Europese krijtlijnen. FeBIO vindt het opportuun om een differentiëring van de verschillende types Brusselse sociale ondernemingen zelf ( non profit, social profit, publieke spelers, dienstencheques bedrijven) te maken en de economische dimensie te verhelderen (één van de EMES-criteria (European Research Network)) waarop de Ordonnantie steunt. Wie zijn de nieuwkomers in het mandaat inschakeling? Het klaverbladmodel voor financiering vanuit verschillende beleidshoeken en bevoegdheden blijft voor vele organisaties levensnoodzakelijk.
We durven de vraag te stellen of men niet een te brede toegang tot het mandaat inschakeling voor de publieke sector creëerde. Een transparante monitoring van deze evolutie, een apart budget en berekening voor de OCMW ‘s en publieke spelers binnen het mandaat inschakeling lijkt in elk geval aangewezen. De OCMW ’s, bekleden een aparte plaats. Publieke spelers moeten niet aan dezelfde criteria als andere organisaties voldoen op vlak van democratisch beheer bijvoorbeeld. Het zijn mastodonten die moeilijk naast een kleine vzw kunnen geplaatst worden en verschillende rollen vervullen.
We zagen dat men van één naar twee Brusselse ministers voor sociale economie evolueerde (ministers Clerfayt en Trachte) met soms overlappende of nauw aansluitende bevoegdheden. Voordeel of complicatie? Het lijkt niet verstandig dubbele erkenningsprocedures (economische transitie en sociale economie) in het leven te roepen, gebaseerd op dezelfde Ordonnantie SO die de administratie BEW en de organisaties nodeloos belasten. Actiris en de administratie BEW moeten besparen. Precies samen meer efficiëntie nastreven is de boodschap. Klimaatdoelstellingen en economische transitie valt te rijmen met sociale economie! Verschillende leden nemen op dat vlak innovatieve initiatieven.
Besluit mandaat inschakeling inclusief het herzieningsmechanisme
Door de opsplitsing van erkenning als sociale onderneming en de toekenning van het mandaat inschakeling kijkt men in de tweede etappe te veel naar enkel opleiding (en vooral formele opleiding, liefst met validering van competenties) en te weinig naar de realisaties van het economische verhaal, de eigenheid van werkervaring (productiviteit, diensten, producten). Het benutten van het economisch potentieel van een groep mensen die anders langs de kant blijft staan vindt FeBIO belangrijk.
FeBIO pleit voor sociale impact meting die niet enkel op doorstroom focust, maar de realisaties van werkervaring breder evalueert. Eerst waardig werk, dan opleiding is ons motto. Formele klassieke opleiding werkt niet bij een deel van het doelpubliek. Werkervaring wel. Mensen hebben een inkomen nodig.
Het onderscheid tussen IO (de oude Inschakelingsondernemingen) en PIOW (Plaatselijke initiatieven voor de werkgelegenheid ) conform de oude Ordonnantie was nuttig, maar ging helaas in het nieuw wettelijk kader verloren. Dit maakte een opdeling tussen organisaties die inschakeling als hoofdactiviteit hadden (i.p.v. de economische activiteit, die eerder een middel is om het sociaal doel te kunnen verwezenlijken) en andere (60% werknemers uit doelgroep in PIOW, 30% in IO) mogelijk. Ook de juridische vorm (IO was een handelsvennootschap) verschilde. Het onderscheid legitimeerde voor de PIOW’s de toegang tot PC329.01 voor socio-professionele inschakeling.
FeBIO meent dat een grondige bijsturing van het Besluit en een nieuw herzieningsmechanisme nodig is. Dat moet organisaties toelaten op termijn het aantal doelgroep medewerkers te verhogen en in bepaalde gevallen schaalvergroting en meer efficiëntie te realiseren. De uitwerking van het mechanisme is problematisch. Het vereist een lange voorfinanciering van de omkadering van de 25% groei ten laste van de organisaties. Groei moet men beter anticiperen en budgetteren. Rekening houden met de beschikbare middelen zowel voor het totale budget van de compensatie van het mandaat inschakeling (een open enveloppe) als voor het aantal beschikbare doelgroep medewerkers (een meer gesloten enveloppe) in jaar N voor jaar N + 1 is daarbij een noodzaak. Voorzie daarnaast een aparte enveloppe voor nieuwe projecten. Zie onze 13 opmerkingen op pagina 4. Als men nieuwe organisaties blijft toelaten zonder in gelijke evenwichtige mate een groei van het aantal doelgroep medewerkers te voorzien, loopt men vast. Er ontstaat dan meer en meer concurrentie.
Instroom/doorstroom/omkadering.
Transparante cijfers over de evolutie, het aantal en de verdeling van de posten van doelgroep medewerkers over de verschillende types gemandateerde ondernemingen ontbreken. Deze lacune bemoeilijkt de beleidsvoering.
Het mandaat inschakeling zien we in een bredere context van arbeidsbemiddeling en sociale zekerheid. Binnen de Strategie 2030 voor Brussel, de Brusselse strategie inzake de kwalificatie voor werk wil werkervaring zijn plaats in het opleidingslandschap vrijwaren. Daarvoor moet je beleidsmakers blijven overtuigen van de noodzaak voor financiering. Sociale economie is één schakel in het arbeidsmarktbeleid en vereist samenwerking met de arbeidsbemiddelaars. De genoemde randvoorwaarden (zie integrale tekst pagina 5) zijn belangrijk.
De omkaderingsnorm en de financiering van de begeleiding zoals voorzien in het inschakelingsprogramma is relevant. Een discussie rond de omkaderingsnorm vond jammergenoeg nooit plaats. ‘Wie heeft omkaderingsgeco’s en wie niet?’ moet in een verdere analyse in rekening genomen worden. De haperende instroom (toeleiding Artikel 60), de moeilijke opstart van SOCECO, ondermijnen momenteel de efficiëntie van het mandaat inschakeling.
Er is een structureel tekort aan duurzame arbeidsplaatsen voor laaggeschoolden in Brussel. Een reden voor de overheid, de reguliere sector om zelf meer voltijdse duurzame jobs voor laaggeschoolden en doorstroommogelijkheden te creëren. Er is vooral nood aan jobs die de combinatie werk en gezin mogelijk maken. Ook binnen de sociale economie kan men extra duurzame arbeidsplaatsen voor laaggeschoolde werknemers scheppen, op eigen middelen, als het businessmodel dit toelaat.
Financiering
FeBIO onderstreept het belang van de Brusselse non-profitakkoorden en van de VIA-middelen, van de ondersteuning van de opleidingsinitiatieven waaronder het UB3 Uitbreidingsbeleid beroepsopleiding langs Nederlandstalige kant. Deze laatste twee impliceren een zekere afhankelijkheid van Vlaanderen en van VDAB. Meer doorstroom van laaggeschoolde Brusselaars naar Vlaanderen blijft een troef. Dit blijft gelukkig een gezamenlijk objectief voor VDAB, Actiris, onze organisaties en de overheid. Die doorstroom lukt alsmaar beter. De tewerkstellingssteun is een andere broodnodige Gewestelijke pijler van deze financiering, via de inschakelingsbanen. Evaluatie en bijsturing is aangewezen (zie onze opmerkingen bij de inschakelingscontracten voor jongeren). De afstand tot de arbeidsmarkt van de doelgroep medewerkers wordt in Brussel nog steeds niet gemeten. In Vlaanderen gebeurt de ICF-meting door VDAB en laat een differentiëring tussen zwakkere en sterkere profielen toe.
FeBIO ijvert voor meer afstemming, beleidscoherentie. We vragen sluitende kostendekkende financieringsmechanismen en toepassing van indexeringen voor alle subsidies. De hollende inflatie in 2022 eiste een zware tol van de organisaties en ondermijnt de slagkracht van het beleid. De band met Vlaanderen structureel verankeren is uitermate belangrijk. Brussel en VIA vraagt extra aandacht. De puzzel van financiering door uiteenlopende overheden moet coherenter, transparanter worden.
Op macroniveau zien we dat de staatshervorming een bottleneck is. Het Brussels middenveld moet een positie bepalen. Wil men in Brussel een vierde Gewest of herfederalisering van bijvoorbeeld het gezondheids- en arbeidsmarktbeleid? FeBIO betreurt de toegenomen complexiteit in onze sector als gevolg van de zesde staatshervorming. De kosten voor Brussel stegen. De financiering, ook die van het sociale werkveld langs Nederlandstalige kant, wordt steeds nijpender terwijl de noden en uitdagingen alsmaar toenemen.
Omgevingsanalyse
In onze uitgebreide evaluatie vind je enkele gegevens uit een OESO-studie. De actuele context is immers van belang. Een derde van de Brusselse bevolking zit onder de armoedegrens, drie keer zoveel dus als in Vlaanderen, (vooral lage werkintensiteit, huishoudens zonder werk). De administratieve werkloosheidsgraad in juni 2021, bedroeg 15,4%. Het aantal leefloners steeg sterk, vooral bij jongvolwassenen. De inkomensongelijkheid is hoger dan in andere Gewesten en steden. Een stijgende ongelijkheid dus, die nog versterkt werd door de coronacrisis.
Conclusie
Na de evaluatie en de analyse van een aantal pijnpunten is bijsturing, een doordachte strategie nodig voor de ontwikkeling van de Brusselse sociale economie en inschakelingsondernemingen. Anticiperen op de werkgelegenheids- en opleidingsbehoeften om het opleidingsaanbod te sturen is aangewezen. Meer wetenschappelijke aansturing is opportuun. Welke initiatieven wil men zien groeien? Welke innovatie stimuleren en waarom? Heb meer oog voor de realisaties op het terrein en de innovatie die bottom-up in het werkveld plaatsvond. Kijk of de randvoorwaarden vervuld zijn. Er is nog werk aan de winkel.
Lees hier de integrale evaluatie van FeBIO.