FeBIO vraagt het behoud van arbeidsmobiliteit in de Brusselse sociale economie en signaleert dat de toeleiding van leefloners door de Brusselse OCMW’s naar de Nederlandstalige organisaties moeizaam verloopt.
De inschakelingsinitiatieven ontwikkelen een economische activiteit in diverse sectoren, vaak gekoppeld aan sociale dienstverlening of een sociaal doel. De werkervaring die zij aanbieden werkt competentie-verhogend op vier domeinen : psycho-sociaal, arbeidsattitudes, technisch en taalkennis.
Het nieuw Brussels wettelijk kader rond sociaal ondernemerschap, een Ordonnantie en Besluiten trad recent in werking. Daarnaast werd de tewerkstellingssteun hervormd. Dat zorgt voor nervositeit. De organisaties worden vanaf 2020 aan vele nieuwe regels onderworpen. De definitie van het doelpubliek voor inschakeling wijzigt. Bepaalde type contracten (doelgroepgeco’s, en duaal lerenden met een arbeidscontract) tellen plots niet meer mee voor financiering. Die staat in verhouding tot het aantal doelgroep medewerkers dat men begeleidt. Men wordt afhankelijk van bepaalde categorieën niet-werkende werkzoekenden die recht hebben op tewerkstellingssteun. [1]
‘Vlaamse’ Artikel 60’ers zouden niet meer meetellen in het kader van de financiering van het mandaat en compensatie sociale inschakelingsondenemingen. De administratie BEW deelde dat mee in september 2019 en stuurde een email naar een Nederlandstalige organisatie waarin men expliciet verwijst naar de domicilieverplichting (woonplaats in het BHG) en aangeeft dat er exclusief met Brusselse OCMW’s moet gewerkt worden. Men wil ‘transfers van Brusselse middelen naar Vlaanderen’ vermijden, de Brusselse minister van werk betaalt voor de begeleiding. De oude Ordonnantie uit 2004 voor de Plaatselijke initiatieven voor de Ontwikkeling van de Werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen vereiste dat 60% van het doelpubliek dat in Brussel gedomicilieerd moest zijn, maar de administratie BEW controleerde in het verleden niet op domicilie en stelde zich soepel op. Vlaamse Artikel 60’ers telden wel mee in het kader van de financiering van de omkadering. Nederlandstalige organisaties bouwden goede relaties op met Nederlandstalige OCMW ’s in de Vlaamse rand, ze delen een gemeenschappelijke cultuur en taal. Er heerste consensus over een maximum van 40% contracten Artikel 60 uit Vlaanderen. Het betreft vandaag een dertigtal Vlaamse Artikel 60-contracten bij onze leden, gemiddeld lang geen 10% van het doelpubliek. Voor ons is het een principieel punt. Men wil voor deze omkadering gefinancierd blijven en goed lopende samenwerkingen behouden.
Lees verder