Wat verstaat men onder vakantiegeld? Vraag in het kader van de SOCECO-premie.

Als werken meer moet lonen dan kan ook de subsidiëring daartoe bijdragen.

Minister Clerfayt antwoordde op 19/7/2023 in een brief op een vraag gesteld door de Federaties FeBISP, en FeBIO (en naar aanleiding van twee gelijklopende nota’s die hierrond overgemaakt werden) naar uitbreiding van de in te dienen kosten voor de subsidie van de SOCECO’s. De reactie van de minister was helaas negatief.

FeBIO betreurt dat, speciaal wat betreft de vraag omtrent het vergoeden van het het dubbel vakantiegeld in de subsidie, premie. We hoopten dat de minister in de vergoeding van het dubbel vakantiegeld zou meegaan, aangezien er bij Actiris hiervoor een opening was.  Vooral omdat volgens ons vakantiegeld uit verschillende componenten bestaat, enkel en dubbel, aanvullend dubbel, vakantiegeld bij uit diensttreding…(zie onder). Dubbel vakantiegeld is een wettelijke verplichting voor de werkgever.

FeBISP en FeBIO, gesteund door SOCIARE blijven samen de vraag naar uitbreiding van de in te dienen kosten, voor de jaarlijkse afrekening en de vergoeding van dubbel vakantiegeld door Actiris voor SOCECO’s verdedigen. 

We kijken naar de huidige wettelijke basis. De formulering vermeldt vakantiegeld. Houdt ons argument dan steek? Is er ruimte voor interpretatie. Het is voer voor arbeidsjuristen.

De FAQ van Actiris voor de SOCECO die als handleiding dient voor de organisaties geeft de wettelijke basis

  1. Wat is de wettelijke basis voor de inschakelingsbanen in de sociale economie? De invoering van de inschakelingsbaan in de sociale economie wordt geregeld door 2 ordonnanties: – De ordonnantie van 23 juni 2017 betreffende de tewerkstellingssteun in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, uitgevoerd door: a) het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de maatregel voor inschakelingsbanen in de sociale economie van 16 mei 2019. – De ordonnantie van 23 juli 2018 met betrekking tot de erkenning en de ondersteuning van de sociale ondernemingen, uitgevoerd door: b) het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 december 2018 met betrekking tot de erkenning van de sociale ondernemingen, c) het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 april 2019 houdende de samenstelling en werking van de Adviesraad voor Sociaal Ondernemerschap, d) het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 mei 2019 betreffende het mandaat en de compensatie van de sociale inschakelingsondernemingen
  2. Welke kosten komen voor de SOCECO-premie in aanmerking? De premie heeft betrekking op de “loonkost”. Deze loonkost wordt in het besluit inschakelingsbanen in de sociale economie gedefinieerd. Deze loonkost omvat: – de som van het brutoloon, – de socialezekerheidsbijdragen van de werkgever, – de eindejaarspremie, – het vakantiegeld.

Zie tevens HOOFDSTUK 2. in het Besluit van 16 mei 2019– Artikel 2. Finaliteiten en financiering van gesubsidieerde sociale-economiebetrekkingen
Art. 2. Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten wordt aan de gemandateerde sociale onderneming een premie van maximaal 33.000 euro per jaar en per voltijdse doelgroepwerknemer toegekend voor een maximumduur van twee jaar om de loonlast te verminderen van een gesubsidieerde sociale-economiebetrekking voor doorstroming. Er staat ook een definitie in van loonkost (die komt overeen met de FAQ van Actiris). Zie Artikel 1 in diezelfde tekst.

Uitgebreidere toelichting dubbel vakantiegeld

Het dubbel verlofgeld maakt inderdaad deel uit van het door de werkgever verplicht te betalen vakantiegeld. Dat staat duidelijk opgenompen in artikel 14 van het KB van 30 maart 1967: “Het bedrag van het vakantiegeld van de arbeider is gelijk aan (15,38 pct.) van de lonen van het vakantiedienstjaar die tot basis hebben gediend voor de berekening van de bijdrage verschuldigd voor de samenstelling van dit vakantiegeld, eventueel vermeerderd met een fictief loon voor met (dagen normale werkelijke arbeid) gelijkgestelde inactiviteitsdagen.”
In deze bepaling wordt verwezen naar de arbeiders, maar voor bedienden is dit net zo.

De bepaling is misschienniet altijd even transparant, maar komt op het volgende neer:

Het vakantiegeld bestaat uit drie onderdelen: 

1.    Enkel vakantiegeld (evg): dat is het loon dat je aan de bediende betaalt op het ogenblik dat hij vakantie opneemt. Op het evg zijn dan ook de gewone rsz-(werkgevers- en werknemers)bijdragen en de gewone bedrijfsvoorheffing verschuldigd. Voor arbeiders betaal je het enkel vakantiegeld via de rsz-werkgeversbijdragen die op 108% van het loon berekend worden.
2.    Dubbel vakantiegeld (dvg)
3.    Aanvullend dubbel vakantiegeld (advg)
Het dvg en het advg vormen samen een toeslag van 1/12de van 92% op het brutoloon van de maand waarin de hoofdvakantie ingaat, per gepresteerde  maand in het vakantiedienstjaar. 
Zij worden onderscheiden omwille van het verschil in rsz-bijdragen, en komen dus ook op verschillende lijnen in bv. de loonberekening. 
Op het dvg (85%) is een exceptionele rsz-afhouding van 13,07% (er is geen rsz-werkgeversbijdrage op verschuldigd). Het advg (7%) is helemaal vrij van rsz. 

De wet schrijft voor dat het dvg en advg met het loon van de maand waarin de hoofdvakantie start, moet worden uitbetaald. Het gaat dus in ieder geval om een wettelijke verplichting.

Treedt een werknemer uit dienst, dan betaal je hem vertrekvakantiegeld uit. Dat bestaat uit: 

  • vertrekvakantiegeld voor het voorgaande vakantiedienstjaar – lopende vakantiejaar voor de vakantiedagen die hij nog niet opnam. Betaalde je voor het huidig vakantiejaar het dubbel vakantiegeld nog niet uit, dan betaal je dat uit bij de uitdiensttreding. 
  • vertrekvakantiegeld voor het lopende vakantiedienstjaar – volgende vakantiejaar: het evg, dvg en advg voor de bij jou in het lopende vakantiedienstjaar verdiende vakantie. 

Het vakantiegeld bij uitdiensttreding komt overeen met 15,34%  van het in het vakantiedienstjaar verdiende brutoloon (daar zit ook het fictieve loon voor gelijkgestelde dagen in). Dit is ook het percentage dat je kunt terugvinden in artikle 14 van het KB jaarlijkse vakantie.
15,34% bevat het evg, het dvg en het advg, en wel als volgt:

  • 7,67% = enkel vertrekvakantiegeld
  • 6,8%  = dubbel vertrekvakantiegeld
  • 0,87% = aanvullend dubbel vertrekvakantiegeld

De rsz-bijdragen op de verschillende onderdelen zijn aangepast sinds 1 januari 2007.  Er zijn nu ook rsz-bijdragen verschuldigd op het evg. Voordien was dat bij de uitdiensttreding vrijgesteld van rsz, en werd die pas ingehouden bij de verrekening bij de nieuwe werkgever.

Dit alles in beschouwing genomen denken wij dat het een legitieme vraag aan de minister is om ook het dubbel verlofgeld (dubbel en aanvullend) mee op te nemen in de loonkost die in rekening genomen wordt.