Dienst LINK
Dienst LINK van Actiris begeleidt uitstromers, in 2021 waren dat zo’n 564 personen uit de specifieke doelgroepen DSP en Artikel 60, waarvan 43% en 59% DSP een positieve uitstroom naar tewerkstelling en opleiding kenden. 43% Van Artikel 60 noteerde een andere uitstroom, 35% voor DSP, naar reorientering, ziekte, einde van de begeleiding (bron, PPT Actiris, november 2022).
Artikel 60 en DSP
Enkele recente cijfers voor Artikel 60, zonder diepgaande analyse of controlegroep. Deze cijfers zijn gebaseerd op de kenmerken van de werkzoekende die door een Brusselse OCMW is ingeschakeld, m.a.w. de eindgebruiker is niet geïdentificeerd: ze zijn niet noodzakelijk inschakelingsondernemingen (het kunnen ook scholen of rusthuizen, … zijn). Uitstroom (naar werk van minimim 1 maand) algemeen na 12 maanden voor Artikel 60, was in 2018, 50%, in 2019 46,9% en in 2020, 45,7%. Het ging elk jaar om een steekproef van minder dan 3000 personen per jaar. Voor DSP (uitstroom naar werk van minimimum 1 maand) bedroeg de doorstroom in 2018, 49,5%, in 2019, 47,5% en in 2020, 45,5%. Dit laatste op basis van een kleine jaarlijkse steekproef van zo’n 300 personen. (Bron, View, 2023).
SOCECO
Voor de nieuwe maatregel Soceco (inschakelingsbanen in de sociale economie) is het wachten tot oktober 2023 vooraleer het Observatorium de eerste cijfers van de eerste cohorte 2021 (met resultaten uit 2022) heeft.
‘In 2021 vonden ruim 5.100 Brusselse werkzoekenden ingeschreven bij Actiris werk in Vlaanderen. Meer dan 2.000 van hen deden dat na een opleidings- of bemiddelingsactie door VDAB/Actiris en onze partnerorganisaties. Anderen vonden hun weg via de digitale dienstverlening van VDAB/Actiris’, aldus Geert De Pauw, directeur VDAB eind januari 2023: Men ambieert elk jaar een stijging met 10%. Samen oplossingen aanbieden voor Brusselse werkzoekenden én Vlaamse werkgevers is de boodschap. Ministers van Werk Jo Brouns en Bernard Clerfayt kijken mee vooruit. #interregionalemobiliteit
Veel verklarende factoren voor doorstroom
Doorstroom is afhankelijk van veel verschillende zaken, ook van de individuele persoonskenmerken. Verklaringen van de situatie op de arbeidsmarkt voor laaggeschoolden vindt men in tal van studies. Zoals de OESO-studie. The future for low-educated people in Belgium. De analyse loopt gelijk met de inzichten van VIEW. Er is veel verplicht deeltijdwerk in Brussel. Er wordt een hoge flexibiliteit gevraagd van laaggeschoolden, (arbeidsdeal: impact positief of negatief is zeer ongelijk voor hooggeschoolden of laaggeschoolden, secundaire of primaire arbeidsmarkt), slechte arbeidsvoorwaarden (lonen onder armoedegrens), combinatie gezin- werk is een probleem. Het verlies van een aantal voordelen als men werkt, is een barrière voor vrouwen.
Welke positie hebben de laaggeschoolden op de arbeidsmarkt in België? Ondanks de zeer sterke daling van het aandeel laaggeschoolden in de bevolking en het stabiele aandeel laaggekwalificeerde banen verloopt de inschakeling van laaggeschoolden op de arbeidsmarkt dus steeds moeilijker. De verklaring daarvoor is dat de sociale mobiliteit gedurende een loopbaan steeds minder goed werkt, omdat de initiële schoolloopbaan daarbij steeds bepalender is geworden. Een job uitoefenen waarvoor men de juiste scholing heeft, onder fatsoenlijke arbeidsomstandigheden, is een factor die de sociale integratie bevordert en het risico op armoede vermindert. De daling van de werkgelegenheidsgraad van de laaggeschoolden verdient daarom bijzondere aandacht. Dat geldt ook voor het feit dat laaggekwalificeerde banen steeds vaker worden ingenomen door personen die in theorie overgekwalificeerd zijn. (Welke positie hebben laaggeschoolden op de arbeidsmarkt, p 36, HRW)