1. De bredere context.
De werkzaamheidsgraad van 80% is een Belgisch streefcijfer, maar is daarom niet realistisch. In 2022 van de 20-64-jarigen in Brussel bedraagt die 65,2 % algemeen 70,3 % bij mannen en 60,1 % bij vrouwen. Er is een hoge vraag naar hooggekwalificeerde arbeidskrachten. Tegelijkertijd verloopt de inschakeling voor laaggeschoolden steeds moeilijker.
De toenemende nadruk op activering is een recente maatschappelijke evolutie. Een conservatieve evolutie bij het OCMW ook. Het OCMW blijft in de eerste plaats een federaal instrument voor inkomensverdeling. Er bestaat een complexe relatie tussen werkloosheid en sociale bijstand. De twee systemen beïnvloeden elkaar. Steeds meer mensen belanden bij het OCMW. Daarbij zien we dat het gaat om andere profielen met nieuwe noden.
Werken moet meer lonen. Maar de plannen hiervoor zijn pover of contraproductief. Verplichte gemeenschapsdienst is geen sociale oplossing. Een inkomen boven de armoedegrens is de beste verzekering om de stap te zetten naar duurzaam werk. De gebruiker werd meer consument van het OCMW. Maar ‘of werken loont’ is voor de begunstigden van het leefloon zelf ook alsmaar moeilijker in te schatten.
Brussel vereist extra middelen omdat de armoede dieper zit. De profielen die men begeleidt naar werk zijn kwetsbaarder.
Lees verder